maandag 23 september 2013

Storm


De lucht is grijs en de wereld is nat

Het wordt al snel schemerig op mijn pad

Ik zwoeg op mijn fiets tegen de wind

De kleuren krijgen nu een grauwe tint

Uit de huizen stroomt het licht naar buiten

De regendruppels glinsteren op de ruiten

Het is daarbinnen vast ook warmer

Mijn gezicht doorweekt en koud als marmer

Eenzaamheid valt als een deken over me heen

Hier in de buitenwereld zo helemaal alleen

Onder de dreigende zwaaiende bomen

Denk ik alleen nog maar aan thuiskomen

Toch voel ik me niet echt verlaten

Het geeft me kracht met U te praten

Want waar en in welke situatie ik ook zit

U bent nabij, ik neurie, zing en ik bid

En dan ineens, ik zie al het licht

Mijn warme thuis, het is in zicht

Het duister zal alweer niet winnen

Want dan stap ik de Liefde binnen
 
 
Helena.

donderdag 19 september 2013

Gevoelens uit de diepte


Onderstaande gedichten zijn al wat ouder. Ze gaan over mijn diepe dal, het zoeken naar een uitweg, de eerste voorzichtige stapjes omhoog, maar toch soms weer afglijden. Gelukkig is mijn put geheel gedempt. (Misschien is er soms nog een klein kuiltje.) Maar herken jij jezelf in deze gevoelens, weet dan dat die uitgestoken hand er ook voor jou is!
 
 
Verdwaald
 
Verloren, verdwaald.
Verdwaald in de grote stad.
De grote stad van het leven.
Hoe komt ze hier terecht?
Hoe komt ze hier weer weg?
Om haar heen razen mensen alle kanten op.
Ze weten precies waar ze heen moeten.
Niemand staat stil.
Langzaam loopt ze een stukje de ene kant op.
Dan weer een stukje in de andere richting.
Ziet niemand haar?
Kan iemand haar helpen?
Waar zijn de wegwijzers?
Waar is toch dat hutje op de hei?
Wie pakt haar bij de hand?




Golven
 
Kijk daar, iemand zwemmend in 't leven.
Soms rustig voortkabbelend door je bestaan.
Soms is het leven echter stormachtig.
Golven die woest over je heen slaan.
Kijk zoekend naar een uitweg.
Maar 't leven heeft geen vluchtroute, geen uitgang.
Je kunt je soms wel even verstoppen.
Maar uiteindelijk houdt het leven je in de tang.
Wie is het toch?
Ze komt me wel vaag bekend voor.
Maar ik weet niet wie het is.
Niemand weet wie ze is.
Ziet dan niemand haar?
Kijk, hoe ze wanhopig zoekt.
Naar vaste grond onder haar voeten.
Naar iets om aan vast te houden.
Naar iemand.
Iets om op te klimmen.
Uit het overweldigende leven.
Wanhopig zoekend naar een uitgestoken hand.
Maar er is niets!
Of...?
Is daar een lichtpuntje?
Is daar iemand of iets?




Droom!?
Ik sta aan de rand van de afgrond
en kijk in een diep zwart gat
Onevenwichtig loop ik op de instabiele rand
Ik kijk naar boven, daar zie ik vredige rust
Ik strek mijn armen naar omhoog
Maar iemand stoot mij aan
en ik verlies mijn evenwicht
Ik val over de balustrade
Hé, waar komt die nou ineens vandaan
Ik kan mij nog net vasthouden
Maar langzaam glipt de grip uit mijn handen
Ik val naar beneden
en.... land in een vangnet
Hé, die was er eerst toch nog niet
Ik lig op mijn rug
en veer nog wat op en neer
Ik kijk omhoog
en pak de uitgestoken hand




Niet weer!
 
Ik haat mezelf, echt waar.
Hoe speel ik 't toch steeds weer klaar.
Om mezelf weer zo te verlagen.
En alle waardigheid te verjagen.
Waarom moet toch mijn frustratie en pijn.
Het verdriet en pijn van een ander zijn.
Verkeerde gevoelens overheersen mijn verstand.
Ik heb mezelf weer niet in de hand.
Ik voel me dan zo in en in slecht.
Mijn normen en waarden zijn niet echt.
O Heer, help me dan toch, ik wil dit niet.
Niet weer die leegte, die angst en verdriet.
Wanhopig en schuldig toon ik mijn berouw.
Waarom kwets ik toch juist waar ik van hou.
En de schade die ik heb aangedaan.
Hoe maak ik die ooit weer ongedaan.
Waardeloos voel ik me, Heer.
Wanneer leer ik het nu een keer.
Deze gevoelens zijn een goede straf.
O Heer, leer ik het ooit nog af.

Helena.